Nieuwe ronde, nieuwe kansen voor de kabinetsformatie

 Het jaar 2024 is bijna twee maanden op streek. Zoals ieder jaar staat het begin van het jaar bol van beschouwingen over het afgelopen jaar met goede voornemens. Dit jaar viel de inhoud daarvan behoorlijk tegen. Het eerste wat mij als econoom opviel, waren de economische beschouwingen. Dagbladen openden hun economiebijlagen met een overzicht van het beursnieuws en stelden dat beleggers in onzekerheid verkeren over het rentebeleid van de Europese Centrale Bank. Wat dat betreft weinig nieuws; de effectenbeurs geldt dagelijks als het belangrijkste welvaartsnieuws. Hoe kan dat? We hadden toch afgesproken dat voortaan de welvaart breed moet worden gemeten? Bovendien is de effectenbeurs geen maat voor de welvaart. De wereld staat in brand, letterlijk en figuurlijk. Toch wordt nog steeds bij de economische ontwikkeling vooral gedacht aan het maken van meer winst door middel van meer economische groei, terwijl iedereen moet weten dat door klimaatproblemen en dreigende grondstoftekorten daaraan veel beperkingen zitten.

 

Ondanks dit alles verschenen er in januari twee belangrijke rapporten die een belangrijke input voor het te voeren beleid en daarmee voor de kabinetsformatie zouden moeten betekenen. Ik doel ten eerste op het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050, Gematigde groei. Deze, in opdracht van kabinet en Tweede Kamer in 2022 ingestelde commissie analyseerde en adviseerde, in onderlinge samenhang en tegen de achtergrond van de brede welvaartsbenadering, over onder meer de gevolgen van de demografie voor het gebruik van de ruimte, de economie, de arbeidsmarkt, de publieke voorzieningen en de sociale cohesie. Even belangrijk - en voor de kabinetsformatie misschien belangrijker - is het speciaal voor de kabinetsformatie uitgebrachte de SER-advies Perspectief op brede welvaart; bouwen aan de economie van de toekomst. Drie maanden na de verkiezingen is er nog niets met beide rapporten gedaan. Kabinetsinformateur Plasterk bracht een nietszeggend eindrapport uit, waarmee eigenlijk werd aangegeven dat de eerste informatieronde mislukt was. De Tweede Kamer besloot daarna, op verzoek van Wilders, een nieuwe informateur te benoemen: SER-voorzitter Kim Putters. Een opvallende benoeming, gezien de inhoud van het zojuist genoemde SER-advies.

 

Putters vatte het advies kort en krachtig samen in een persbericht: “De SER kiest voor een sociale markteconomie gebaseerd op brede welvaart. Een sociale markteconomie redeneert vanuit mensen - werkenden en ondernemers - en de beschikbare ruimte en natuur. En niet vanuit systemen. Wij willen een sterke sociale dialoog in Nederland en in Brussel, waarin we goede afspraken maken over werk, leren, zorgen en onze leefomgeving. We willen een economie die uitgaat van duurzame groei en innovatie, met goede collectieve voorzieningen. Dat is goed voor iedereen en nodig om kansengelijkheid te bevorderen.” Je kunt van de SER uiteraard geen pleidooi  verwachten voor een economische omwenteling van de maatschappij. Zowel werkgevers- als werknemersorganisaties zijn immers voorstander van een markteconomie, maar ze noemen wel voorwaarden om de maatschappij leefbaar te houden. Het advies staat vol met punten waarmee in de kabinetsformatie  iets moeten worden gedaan. Ik noem drie punten.

  • Het kabinet moet meer werk maken van de grondstoffentransitie naar een circulaire  economie, biodiversiteitsherstel en klimaatmitigatie.
  • Het is van belang dat de overheid haar infrastructuur zodanig inricht, dat de toegang en betaalbaarheid van schone energie en grondstoffen gewaarborgd is, mede in Europees verband.
  • Er moet een gezamenlijke weg uit de stikstofcrisis worden gevonden, waarin alle  sectoren hun deel van de verantwoordelijkheid nemen en wordt ingezet op transitiepaden voor agrarische bedrijven met een duurzaam verdienvermogen.

Ik noem dit laatste punt met opzet omdat binnen de Europese Unie recent heftige boerenprotesten plaatsvonden, die eerder de economie ontwrichten dan dat zij stimuleren naar meer maatschappelijke brede welvaart.

 

Om de aanbevelingen van SER en staatscommissie concreet te maken moet duidelijk worden welke regelgeving daarvoor nodig is en hoe ze moeten worden gefinancierd. Het verdienvermogen van Nederland moet omhoog, maar hoe doe je dat in een economie waarvan de toekomst onzeker is en het niet uit te sluiten is dat de overheid moet bezuinigen? Moeten de belastingen omhoog en welke? Steeds vaker wordt bepleit de winsten van bedrijven meer te belasten. Maar hoe doe je dat als deze winsten steeds meer afvloeien naar buitenlandse investeringsmaatschappijen? Allemaal vragen waarvan je mag verwachten dat daarvoor tijdens de kabinetsformatie paaltjes worden geslagen. Als bijna drie maanden na de verkiezingen de kabinetsformatie vastloopt omdat Omtzigt, nota bene econoom,  schrok van de slechte financiële situatie van de overheid, is het de vraag waarover tijdens die maanden tijdens de formatie dan is gesproken. Kennelijk niet over de hierboven genoemde rapporten, niet over de eind vorige jaar verschenen rapportage van de Studiegroep Begrotingsruimte, Bijsturen met het oog op de toekomst, en zelfs niet over mondelinge adviezen van de directeur van het Centraal Planbureau, de president van De Nederlandsche Bank en de secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën. Omtzigt beriep zich op te laat door de informateur doorgestuurde lijstjes van mogelijke financiële tegenvallers van ministeries. Maar allen die bij de kabinetsformatie betrokken zijn, moeten toch weten, dat als je tijdens een kabinetsformatie gegevens opvraagt van ministeries, je slechts wensenlijstjes krijgt?

 

Putters wacht niet alleen een schone taak om partijen zover te krijgen spoedig een kabinet te vormen, maar ook om hen duidelijk te maken wat volgens de SER noodzakelijk is om economisch beleid en brede welvaart in samenhang aan te pakken. Ondertussen hechten de economische katernen van de dagbladen nog altijd vooral waarde aan nieuws van de effectenbeurs.