Maatschappelijke dialoog via ‘PBO nieuw stijl’

 Veel mensen vinden dat ze onvoldoende bij de besluitvorming van de overheid worden betrokken. Ze voelen zich onvoldoende gehoord in de huidige democratie. Dat leidt tot ontevredenheid, tot polarisatie en boosheid. Burgers worden wel betrokken, maar niet altijd op succesvolle wijze. Politieke partijen bereiden hun standpunten steeds meer digitaal voor zonder veel discussie met de achterban. Gemeentelijke overheden organiseren inspraakbijeenkomsten, maar de inspraak is vaak ver te zoeken omdat de bijeenkomsten vooral als doel hebben om burgers te informeren over besluiten die al zijn genomen. Er zijn wel nieuwe ontwikkelingen. De rijksoverheid maakt steeds meer gebruik van internetconsultaties waarbij burgers kunnen reageren op voorgenomen besluiten. Een ander nieuw fenomeen is het burgerberaad, een vorm van burgerparticipatie, vaak tijdelijk, om de overheid te adviseren over concrete vraagstukken.

 

Onlangs heeft de Sociaal-Economische Raad in zijn magazine aangekondigd dat hij overlegvormen wil initiëren om meer mensen te betrekken bij maatschappelijke vraagstukken. De voorzitter van de SER is daar heel duidelijk over. Hij wil een maatschappelijke dialoog aanvullend op de politieke democratie: “Het is de enige manier om niemand achter te laten. Een regeringscoalitie is er voor vier jaar en kan tussentijds vallen. De dialoog in de polder gaat door”.  Als het initiatief van de SER gevolg krijgt, wordt het sociaal-economisch overleg niet alleen inhoudelijk verbreed, maar ook qua deelnemers en wordt de rol van de SER behoorlijk uitgebreid.[i]

 

De SER is reeds ruim 75 jaar het belangrijkste overlegorgaan van werkgevers- en werknemersorganisaties, aangevuld met door de politiek aangewezen kroonleden, dat het kabinet adviseert over sociaal-economische vraagstukken. Hij was eens bedoeld als top van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO), bedoeld om binnen bedrijfstakken onder eigen verantwoordelijkheid problemen op te lossen en te voorkomen. Als de SER nu een rol wil vervullen om via inspraak de huidige maatschappelijke problemen op te lossen, is het nuttig kort aandacht te schenken aan opkomst en ondergang van de PBO. Want wellicht vormt een PBO ‘nieuwe stijl’ een nuttig instrument voor de SER.

 

De PBO is in 1950 tot stand gebracht door een compromis van de confessionele politieke partijen en de  PvdA. De PvdA en haar voorganger de SDAP wilden met de PBO de economie socialiseren door het instellen van bedrijfsraden met verordenende bevoegdheden, overkoepeld door een Centraal-Economische Raad. Confessionele partijen wilden iets dergelijks, maar met een ander doel. Zij wilden socialisering juist voorkomen door bevoegdheden te decentraliseren naar bedrijfsraden zonder veel bemoeienis van de centrale overheid. Katholieken noemden dit het subsidiariteitsbeginsel en gereformeerden soevereiniteit in eigen kring. De PBO was eigenlijk een vorm van functionele decentralisatie, gebaseerd op tegenstrijdige politieke uitgangspunten. Daardoor is de PBO niet echt een succes geworden[ii]. In de loop der jaren nam de kritiek erop toe. De verordende bevoegdheden zouden ondemocratisch tot stand komen. Bekend is het verzet van de Boerenpartij in de jaren zestig tegen het Landbouwschap. Vooral op initiatief van de VVD werd tijdens het kabinet-Rutte II de PBO probleemloos afgeschaft. Ook de PvdA zag haar niet meer zitten. De SER bleef weliswaar bestaan, maar zijn adviesrecht werd wel ingekrompen. De regering werd namelijk niet meer verplicht de SER om advies te vragen bij sociaal-economische vraagstukken.

 

Voor de SER had de afschaffing van de PBO niet gehoeven. Het is opvallend dat nota bene in een SER Magazine over de product- en bedrijfsschappen in 2015, nog tijdens het Kabinet-Rutte II, de afschaffing van de PBO wordt betreurd door nota bene de woordvoerders van PvdA en CDA die tijdens de kamerbehandeling de afschaffing ondersteunden.

 

Thans wil de SER dus een rol voeren bij het stimuleren van betrokkenenparticipatie. Hij doet dit echter zonder enige verwijzing naar de treurige geschiedenis van de PBO. Het zou de SER niettemin sieren als hij een overlegvorm creëert waarin degenen die verantwoordelijk zijn voor bijvoorbeeld de stikstof- en klimaatproblemen zelf verantwoordelijk worden voor de oplossing daarvan. Daarbij moet hij zich wel beperken tot zijn expertise op sociaal en economisch terrein. Voor alle andere maatschappelijk problemen moet de overheid zelf verantwoordelijk blijven. Deze zou er dan goed aan doen geen inspraak te organiseren over onderwerpen waarbij de besluitvorming al grotendeels vastligt. En hoe dan ook: boze mensen zullen er altijd blijven.

 



[i] Het SER magazine van juni, Zicht op burgerparticipatie, is er geheel aan gewijd.

[ii] Zie uitvoeriger L. Hoffman, Waar is Arbeid gebleven?, Leeuwarden, 2017, p.111-133.