De homo economicus regeert

De afgelopen decennia is in de meeste Europese landen de welvaart enorm gestegen. Toch heerst er ook armoede. Bekijken we de welvaart wereldwijd, dan is in vele landen de armoede veel groter waardoor Europa, een Luilekkerland lijkt voor veel vluchtelingen. Kijken we naar Nederland dan zien we grote woningnood. Er worden vooral dure woningen gebouwd en te weinig betaalbare. Daarnaast schieten de vakantieparken de grond uit met luxe bungalows en chalets waarin woningzoekenden graag permanent zouden willen wonen. Voor velen daalt de koopkracht terwijl bedrijven enorme winsten maken en aan topbestuurders miljoenen worden uitgekeerd. Steeds meer basisscholen bieden niet alleen onderwijs, maar ook maaltijden aan leerlingen die thuis door geldgebrek geen ontbijt of lunch krijgen. Hoe kan dat allemaal? Maatschappijcritici weten het: door de marktwerking. Als zij gelijk hebben, waarom doen we dan daartegen niets? Of is marktwerking een fenomeen dat moeilijk te corrigeren is omdat iedereen er gebruik van maakt? Daar lijkt het inderdaad op. Laat mij proberen een economische verklaring te geven.

 

Mensen zijn geen vogels die ieder jaar met enthousiasme een zelfde nest bouwen, eieren leggen en hun jongen opvoeden. Vogels zijn ieder jaar met hetzelfde tevreden. De meeste mensen willen daarentegen steeds meer. Dat kan economisch worden verklaard met de Wet van Gossen. Gossen was een Duitse econoom in de negentiende eeuw. Zijn wet wordt ook wel de wet van de afnemende meeropbrengst genoemd. Dit houdt in dat naarmate consumenten meer van een bepaald artikel kopen het nut daarvan geleidelijk afneemt. Om je behoeften te blijven bevredigen, moeten er dus steeds meer goederen worden aangeschaft. Eigenlijk is dit de basis van marktwerking. Je zou marktwerking dus kunnen kanaliseren door de behoeften van de consument te verminderen.

 

Ook geld is een artikel, zij het een ruilmiddel om andere artikelen mee te kopen, direct of na voldoende geld te hebben gespaard. Het lijkt er sterk op dat naarmate mensen meer geld hebben, ze steeds meer ervan willen hebben. De wet van de afnemende meeropbrengst geldt ook hier. Iedereen wil carrière maken, niet alleen om een steeds mooiere baan te vinden, maar toch vooral voor een hoger inkomen. Daaraan is eigenlijk geen grens. Naarmate je meer euro’s ontvangt, neemt het nut van de laatst verdiende euro af. Dus moet je er meer van hebben om je groeiende consumptieve behoeften te bevredigen. De gevolgen daarvan leiden tot een groeiende inkomens- en vermogensongelijkheid. Jaarlijks worden loononderhandelingen gevoerd, vooral om procenten en zelden om constante bedragen. Prijsstijgingen worden in procenten weergegeven, dus moet ook de prijscompensatie in procenten worden gegeven, ook over het inkomensdeel dat niet consumptief wordt besteed en dus belegd. Mensen met een hoog inkomen profiteren dus het meest. De overheid kan dit corrigeren door middel van een sterk progressief belastingstelsel. Dat gebeurt nu niet.

 

Het is verleidelijk om ook de politieke verhoudingen te verklaren met de wet van de afnemende meeropbrengst. Ik moet denken aan een kennis die zijn lidmaatschap van de vakbond opzegde na een loonsverhoging. Hij zei: “Ik heb mijn doel bereikt en wordt nu lid van de VVD, die komt meer voor mijn belangen op”. Is dit niet het lot dat  sociaaldemocratische partijen treft? Deze waren tot eind vorige eeuw groot en hadden veel invloed. Geleidelijk ondersteunden ze echter steeds meer marktwerking. Ooit waren ze zowel een idealistische als een belangenpartij. Ze waren nauw verbonden met de vakbeweging, hadden een eigen omroepvereniging en dagblad. Naarmate de welvaart steeg, stelden ze zich minder op als belangenpartij. Alleen hun idealisme bleef. Ze kwamen nog wel op voor de armen, maar deze geloofden dat niet meer.

 

Economen wordt vaak verweten dat ze de homo economicus bejubelen: de mens moet vooral zijn eigen belang nastreven. Maar dit streven is geen moeten, maar een verklaring waarom bij de toegenomen welvaart mensen een zo groot mogelijke eigen voordeel willen behalen uit hun handelingen en zich daarom gedragen als een homo economicus. Zo zien we dat naarmate de welvaart steeg, de armoede niet afnam omdat behoeften meestegen en inkomensverschillen toenamen. In een interview in NRC van 8 juni zei de Amerikaanse hoogleraar sociologie en winnaar van de Pulitzerprijs, Matthew Desmond treffend: “Armoede is er niet ondanks, maar dóór onze welvaart”.