Voorjaarsnota: na ons de zondvloed

Begin deze maand verscheen de Voorjaarsnota van het kabinet. Daarin wordt de stand van zaken weergegeven van de lopende rijksbegroting met voorstellen voor aanpassingen. In de toelichting zei minister Kaag van Financiën dat het kabinet  vasthoudt aan een expansief begrotingsbeleid om de grote uitdagingen voor de toekomst aan te kunnen. Om te voorkomen dat de rekening wordt doorgeschoven naar volgende generaties, wil het kabinet wel de begroting zoveel mogelijk dekkend maken. Helaas veegde twee weken daarna de Raad van State in een advies de vloer aan met de Voorjaarsnota: de rekening wordt mogelijk wel doorgeschoven. De minister legde de kritiek terzijde. De maatschappelijke uitdagingen maken volgens haar een expansief begrotingsbeleid noodzakelijk. De verslechtering van de overheidsfinanciën is tijdelijk en de EMU-schuld is relatief laag. Maar enkele dagen daarna verklaarde de Algemene Rekenkamer eveneens, tijdens de zogenaamde Verantwoordingsdag, dat de boekhouding van de rijksoverheid niet op orde is. Wat is er aan de hand met de overheidsfinanciën?

 

Het kabinet zegt te voldoen aan de begrotingsnormen van de EMU. Deze betekenen in procenten van het BBP een maximaal overheidstekort van 3% en een overheidsschuld van maximaal 60%. Deze normen, die overigens binnen de EMU ter discussie staan en mogelijk worden aangepast, zijn echter geen economische, maar politieke normen. Ze zijn in 1997 vastgesteld, hebben hun waarde bewezen, maar bleken ook nadelen te hebben. De economische situatie bepaalt hoeveel schuld een land kan maken. Eigenlijk zou je per land normen moeten vaststellen en die hoeven niet per land gelijk te zijn. Veel hangt af van hoe het land ervoor staat en of er economische groei mag worden verwacht. Ook is van belang of en in hoeverre de Europese Unie bereid is landen met te hoge schulden te hulp te komen. De bereidheid van Nederland daarvoor is tot nu toe gering. Wellicht verandert dat als we zelf in de problemen komen. Nederland nadert namelijk de maximale grenzen.

 

Als je schulden maakt, moet je bereid en in staat zijn die op tijd af te lossen. Dat geldt niet alleen voor burgers en bedrijven, maar ook voor overheden. Voor de Nederlandse overheid was dat de afgelopen jaren geen probleem. Mede door het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank was de rentevoet erg laag; lager dan de economische groei. Dat had tot gevolg dat de  overheid probleemloos schulden kon maken en ver beneden de grens van 60% kon blijven. Nu door het monetaire beleid de rente gaat stijgen en mede daardoor bovendien de economische groei vertraagt, valt dit voordeel weg. Om de begroting evenwichtig te maken heeft het kabinet drie mogelijkheden: 1. bezuinigen, 2. de economische groei bevorderen en 3. zorgen voor extra inkomsten door bijvoorbeeld belastingverhoging. Het kabinet kiest voor 1 en 2. Meer belastingheffing, vooral die op vermogen, is taboe. Vorig jaar verscheen een Interdepartementaal Beleidsonderzoek Vermogensverdeling. Met een belangrijke aanbeveling daarin om meer evenwicht te brengen tussen het belasten van inkomen uit arbeid en inkomen uit vermogen heeft  het kabinet tot nu toe weinig gedaan.

 

De andere twee mogelijkheden vallen echter ook tegen. Er wordt wel wat bezuinigd, maar het meeste profijt moet komen van onderuitputting en meevallers. Van het expansieve begrotingsbeleid, dat gericht is op onontkoombare maatschappelijk uitdagingen (klimaat-, energie- en stikstofbeleid) mag niet worden aangenomen dat dit tot veel economische groei zal leiden. We mogen eerder verwachten dat door klimaatverandering en tekorten aan grondstoffen de economische groei zal afnemen. Bovendien wil het kabinet de problemen aanpakken via zogenaamde begrotingsfondsen. Deze fondsen zijn geen potten met gereserveerd geld, zoals bijvoorbeeld een pensioen- en cultuurfonds, maar slechts een afspraak om in de toekomst bepaalde uitgaven te doen. Een reserve waaruit die uitgaven moeten worden betaald ontbreekt. Het kabinet verplicht dus volgende kabinetten die uitgaven te doen, zonder aan te geven hoe en waaruit ze moeten worden gefinancierd. Als de economische groei dan tegenvalt, zal automatisch de overheidsschuld toenemen.

 

Het kabinet Rutte IV schuift dus de rekening door naar een volgend kabinet, dat pijnlijke beslissingen zal moeten nemen. Dat is geen vrolijk vooruitzicht voor oppositiepartijen die staan te trappelen om het regeerstokje over te nemen. Het zou helpen als politici erkennen dat het in de komende jaren onmogelijk is meer uit te geven zonder extra inkomsten te genereren.