Integere verkiezingsprogramma’s baseren zich op juiste analyses

 

Gelukkig vindt bijna iedereen dat politici integer moeten zijn. Dat zou ook moeten gelden voor verkiezingsprogramma’s. Deze zouden eerlijk moeten aangeven hoe de problemen van nu en in de toekomst moeten worden aangepakt. Niemand is geholpen met prachtige teksten die slechts dienen om zoveel mogelijk kiezers te trekken. Dit moet het vertrekpunt zijn voor politieke partijen, waarvan de meeste deze maand al starten met de voorbereiding van hun programma’s. Het Centraal Planbureau, het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving geven voldoende informatie om als basis te dienen.

 

Een goed verkiezingsprogramma begint met een inventarisatie van de problemen. Voor de lange, zelfs al middellange termijn zijn dat uiteraard de opwarming en de uitputting van de aarde. Het afgelopen jaar heeft ons helaas geleerd dat ondanks prachtige voorstellen van de zogenaamde klimaattafels met als hoogtepunt een klimaatakkoord, het heel moeilijk is de politieke rug recht te houden. En dat zal wel moeten, vooral omdat Nederland achterloopt in Europa. Hoe gaan we de overgang naar een klimaatneutrale  circulaire economie realiseren? Dat zal pijn doen. We kunnen niet wachten tot Steenwijk aan zee ligt. De lasten van zo’n economie moeten eerlijk worden verdeeld, maar iedereen zal zijn bijdrage moeten leveren. We mogen aannemen dat de kosten daarvan zo’n twee miljard euro per jaar zullen bedragen en die zouden we eigenlijk vanaf nu moeten opbrengen. Hiermee raken we de problemen van de korte termijn die de komende kabinetsperiode moeten worden opgelost.

 

Geheel in de traditie van zijn eerste directeur, Jan Tinbergen, heeft het Centraal Planbureau met zijn in december verschenen middellange-termijnraming een prachtige kapstok aangereikt waaraan ieder verkiezingsprogramma kan  -  eigenlijk zou moeten - worden opgehangen. Hoewel voorspellen moeilijk blijft vanwege onzekerheden als bijvoorbeeld de gevolgen van de Brexit en eventuele handelsoorlogen, kan je ervan uit gaan dat van 2022 tot 2025 de economische groei slechts 1,1% zal bedragen bij ongewijzigd beleid. Die lage groei wordt vooral veroorzaakt door vergrijzing van de bevolking met als gevolg een daling van de bevolking van 15 tot 75 jaar. Daardoor zullen de collectieve zorgkosten jaarlijks met  gemiddeld 2,7% ( = € 4 miljard) toenemen. Het is dan ook begrijpelijk dat tot 2025 de koopkracht niet zal stijgen. Economische groei moet sowieso worden gerelativeerd. Politieke partijen doen er beter aan de door de planbureaus ontwikkelde Monitor Brede Welvaart te volgen (zie mijn blog van 24 juni 2019).

 

Daarnaast zullen extra middelen moeten worden uitgetrokken om de achterstand bij tal van publieke voorzieningen in te lopen. Om daarbij de extra kosten van een goed klimaatbeleid op te brengen, zullen er keuzes moeten worden gemaakt. Veel gehoorde opmerkingen als “de zorgkosten zullen door meer efficiency omlaag kunnen” en “we gaan met innovatie de economische groei bevorderen” zijn te simpel als je niet aangeeft, hoe. Naast dat in de zorg de doorgeslagen marktwerking al tot hoge kosten heeft geleid, moet het toch vanzelf spreken dat bij een vergrijzende bevolking de zorgkosten zullen toenemen. Een welvarende staat als Nederland moet bereid en in staat zijn die groei te betalen. Wat betreft de noodzakelijke klimaatinvesteringen is het zinvol eens te kijken naar de Nota inzake de Selectieve Groei die de toenmalige minister van Economische Zaken Lubbers, geïnspireerd  door de Club van Rome, in 1974 uitbracht. Een actief industriebeleid kan een oplossing brengen. Het pas opgerichte Invest NL kan daarbij een belangrijke rol spelen. Hoe zit het met de werkgelegenheid? Er is een eind gekomen aan de daling van de werkloosheid. Tot 2025 zal het werkloosheidspercentage weer oplopen tot 4,3% ( = 405.000 personen). Desondanks zal de krapte op de arbeidsmarkt voortduren door mismatch tussen vraag en aanbod.

 

De opstellers van de verkiezingsprogramma’s staan dus voor een moeilijke opgave om economisch verantwoorde en rechtvaardige voorstellen te doen. Veel ‘leuke dingen voor de mensen’ zitten er niet in. Uiteraard doet het CPB daarover geen uitspraken. Het Centraal Economisch Plan 2019 geeft overigens wel een richting aan. Het eindigt met een interessante beschouwing waarin duidelijk staat dat bij een neergang van de economie vooral mensen met een zwakke arbeidsmarktpositie kwetsbaar zijn, mede als gevolg van de flexibiliserende arbeidsmarkt. De politiek zou moeten voorkómen dat bij een eventuele neergang de zwakste groepen opnieuw de dupe zullen zijn van noodzakelijke bezuinigingen. Eigenlijk kunnen verkiezingsprogramma’s pas integer zijn als politieke partijen verplicht zouden worden gebruik te maken van de voorspellingen en analyses van de planbureaus (CPB, SCP en PBL). Helaas is dit laatste niet erg waarschijnlijk.